
Spreekwoorden: (1914)
Van alles (overal van) thuis zijn,d.w.z. van alles weten, op de hoogte zijn; eig. in niets een vreemdeling zijn; vgl. Halma, 230: Hij is overal van te huis, il n'ignore rien, il sait beaucoup de choses, il s'entend à tout. Hiernaast thuis zijn in iets, er bedreven in zijn, er van op de hoogte...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Van alles (overal van) thuis zijn,d.w.z. van alles weten, op de hoogte zijn; eig. in niets een vreemdeling zijn; vgl. Halma, 230: Hij is overal van te huis, il n'ignore rien, il sait beaucoup de choses, il s'entend à tout. Hiernaast thuis zijn in iets, er bedreven in zijn, er van op de hoogte...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.